zwermer
Nederlands
Woordafbreking
- zwer·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwermer | zwermers |
verkleinwoord | zwermertje | zwermertjes |
Zelfstandig naamwoord
zwermer m
- iemand die schijnbaar doelloos rondloopt
- ...wyl men dien grooten Hervormer voor eenen Zwermer, en al wat leelyk was, uitmaakte... [1]
- een soort vuurwerk dat wilde bewegingen over de grond maakt
- Steek eens een Zwermer in den Brand, en werp die in een Vat vol Water; dan zult gy zien, dat hy midden in het Water volkomen zal Uitbranden. [2]
- (imkerij) een zwermende bij
- Overigens staat de Carnica als een sterke zwermer bekend.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'zwermer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Levensbeschryving Van Beroemde En Geleerde Mannen, Met Hedendaagsche Sterfgevallen En Andere Nieuwigheden, deel 5, p. 132. Uitgegeven door Wor in 1732.
- Unzer, Johann August (1768). Verzameling van mengelschriften: behelzende, in aangenaame vertoogen, redenvoeringen en brieven, veele byzonderheden uit het ryk der planten en dieren; verhandeling eeniger luchtverschynselen; zonderlinge waarneemingen; philosophische bespiegelingen, en eindigende met den lof des winters, deel 4, p. 139. Uitg.: Petrus Conradi.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.