schooier
Nederlands
Woordafbreking
- schooi·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schooier | schooiers |
verkleinwoord | schooiertje | schooiertjes |
Zelfstandig naamwoord
schooier m
- een landloper
- Daar liepen een paar schooiers.
- een deugniet
- Wat een schooiertje ben je toch!
- een bedelaar
- Er zaten een aantal schooiers in die steeg.
Gangbaarheid
- Het woord schooier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schooier' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.