schooier

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schooi·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van schooien met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord schooier schooiers
verkleinwoord schooiertje schooiertjes

Zelfstandig naamwoord

schooier m

  1. een landloper
    • Daar liepen een paar schooiers. 
  1. een deugniet
    • Wat een schooiertje ben je toch! 
  1. een bedelaar
    • Er zaten een aantal schooiers in die steeg. 

Gangbaarheid

  • Het woord schooier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.