landloper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·lo·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landloper landlopers
verkleinwoord landlopertje landlopertjes

Zelfstandig naamwoord

landloper m [2] [3]

  1. zwerver zonder beroep en vaste verblijf- of woonplaats en/of bestaansmiddelen (op het platteland)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord landloper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.