zwakte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwakte (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /zwɑktə/
- (Vlaanderen, Brabant): /zwɑktə/
- (Limburg): /zwɑktə/, /zwɑgdə/
Woordafbreking
- zwak·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het zwak-zijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1635 [1]
- afgeleid van zwak met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwakte | zwaktes zwakten |
verkleinwoord | zwaktetje | zwaktetjes |
Zelfstandig naamwoord
zwakte v
- het zwak-zijn
- Zwakte bij dieren in het wild kan gevaarlijk zijn; het dier heeft eerder de kans te worden aangevallen door een vijand.
- zwakke plek, zwak punt
- Zélfs die stoere jongen heeft zwaktes.
Gangbaarheid
- Het woord zwakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwakte' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.