zuinig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zui·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘spaarzaam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1612 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zuinigzuinigerzuinigst
verbogen zuinigezuinigerezuinigste
partitief zuinigszuinigers-

Bijvoeglijk naamwoord

zuinig

  1. voorzichtig met het uitgeven van geld
    • Zuinig autorijden is niet alleen goed voor je portemonnee. 
Synoniemen
Antoniemen
  • onzuinig
Hyponiemen
  • superzuinig
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zuinig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.