zoomlens
Nederlands
Woordafbreking
- zoom·lens
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lens met variabele brandpuntsafstand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1958 [1]
- samenstelling van zoom en lens
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoomlens | zoomlenzen |
verkleinwoord | zoomlensje | zoomlensjes |
Zelfstandig naamwoord
zoomlens v / m
- een lens waarmee kan worden ingezoomd op iets ver wegs.
Gangbaarheid
- Het woord zoomlens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zoomlens' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.