zitzak
Nederlands
Woordafbreking
- zitĀ·zak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zit ww en zak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zitzak | zitzakken |
verkleinwoord | zitzakje | zitzakjes |
Zelfstandig naamwoord
zitzak m
- een zitmeubel in de vorm van een grote zak gevuld met piepschuimen balletjes
- Mijn vader herinnert zich dat hij een keer van zijn werk thuiskwam en zag dat mijn moeder de achtertuin aan het stofzuigen was. Ik had een zitzak opengemaakt en de hele achtertuin was bezaaid met witte piepschuimen balletjes. Want ik had zin in een witte kerst. [1]
Gangbaarheid
- Het woord zitzak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zitzak' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Polis, Benjamin (2004), vert. door J.W. Reitsma. Alleen een moeder kan van zo'n jongen houden: hoe ik leerde leven met ADHD, p. 20. Uitg.: Nieuwezijds, ISBN 9789057121968.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.