zitzak

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zitĀ·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zitzak zitzakken
verkleinwoord zitzakje zitzakjes

Zelfstandig naamwoord

zitzak m

  1. een zitmeubel in de vorm van een grote zak gevuld met piepschuimen balletjes
    • Mijn vader herinnert zich dat hij een keer van zijn werk thuiskwam en zag dat mijn moeder de achtertuin aan het stofzuigen was. Ik had een zitzak opengemaakt en de hele achtertuin was bezaaid met witte piepschuimen balletjes. Want ik had zin in een witte kerst. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord zitzak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Polis, Benjamin (2004), vert. door J.W. Reitsma. Alleen een moeder kan van zo'n jongen houden: hoe ik leerde leven met ADHD, p. 20. Uitg.: Nieuwezijds, ISBN 9789057121968.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.