zitting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zitting    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɪtɪŋ/
Woordafbreking
  • zit·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zitten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord zitting zittingen
verkleinwoord zittinkje zittinkjes

Zelfstandig naamwoord

zitting v

  1. het gevoerde deel van een stoel waarop men zit
    • Deze zitting moet opnieuw gestoffeerd worden. 
  1. de tijd dat een raad of ander lichaam werkzaam bijeen is
    • De koningin opende de zitting van het parlement. 
  1. ~ nemen in ergens toe toetreden
  2. Een afdichtvlak in een klep of kraan, klepzitting
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • zittingsdag, zittingsjaar, zittingsperiode, zittingstermijn, zittingszaal
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zitting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.