zielental
Nederlands
Woordafbreking
- zie·len·tal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ziel en tal met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zielental | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
zielental o
- het totaal aantal personen, de bevolking, met name het aantal personen dat tot een kerkelijke gemeenschap behoort
- Het zielental was enigszins toegenomen.
Gangbaarheid
- Het woord 'zielental' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zielental' herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.