zichter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zich·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zichten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zichter zichters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

zichter m

  1. (landbouw) (beroep) iemand die met de zicht gras maait
    • De zichters hadden hun werk al gereed. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'zichter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.