zeurkous
Nederlands
Woordafbreking
- zeur·kous
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘iemand die zanikt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1855 [1]
- samenstelling van zeur ww en kous
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeurkous | zeurkousen |
verkleinwoord | zeurkousje | zeurkousjes |
Zelfstandig naamwoord
zeurkous v / m
- (scheldwoord) (informeel) iemand die steeds zeurt
- Een grote zeurkous.
Gangbaarheid
- Het woord zeurkous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zeurkous' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.