zeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zeur    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /zʏːr/
    • (Vlaanderen, Brabant): /zøːr/
    • (Limburg): /zøːr/
Woordafbreking
  • zeur

Werkwoord

vervoeging van
zeuren

zeur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeuren
    • Ik zeur. 
  2. gebiedende wijs van zeuren
    • Zeur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeuren
    • Zeur je? 
Woordafbreking
  • zeur
enkelvoud meervoud
naamwoord zeur zeuren
verkleinwoord zeurtje zeurtjes

Zelfstandig naamwoord

zeur v/m

  1. (scheldwoord) iemand die zeurt
    • Wat een ouwe zeur is hij toch ook! 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord zeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.