zedenpreek
Nederlands
Woordafbreking
- ze·den·preek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zede en preek met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zedenpreek | zedenpreken |
verkleinwoord | zedenpreekje | zedenpreekjes |
Zelfstandig naamwoord
zedenpreek v/m
- een vermanende toespraak -al dan niet van de kansel- over welk gedrag ten aanzien van met name de seksualiteit onaanvaardbaar is
- Zij vond de eindeloze zedenpreken van haar grootmoeder moeilijk te verduren.
Gangbaarheid
- Het woord zedenpreek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zedenpreek' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.