zedenles
Nederlands
Woordafbreking
- ze·den·les
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zede en les met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zedenles | zedenlessen |
verkleinwoord | zedenlesje | zedenlesjes |
Zelfstandig naamwoord
zedenles v/m
- een verhaal, preek , redevoering e.d. die beoogt het publiek zedelijkheid bij te brengen
- Ik ben die zedenlessen van haar mee dan beu.
Gangbaarheid
- Het woord zedenles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zedenles' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.