woudreus
Nederlands
Woordafbreking
- woud·reus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woud zn en reus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woudreus | woudreuzen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
woudreus m [1]
- zeer grote boom die in het bos staat
- Zes maanden geleden was het nog een enorm hoge woudreus, nu – ter vervanging van de oude - een spiksplinternieuwe visserskano. Eindbestemming: de kustwateren van dit natuurpark. „Reken op zeker twee dagen sleuren dwars door het bos”, kondigt onze gids Joseph aan. Vooralsnog zit het gevaarte muurvast in de struiken op de oevers, moeten er boompjes gekapt en een weg worden gebaand door het dichtbegroeide oerwoud.[2]
- Nadat de woudreus geveld was door moeder natuur verdienden omwonenden veel geld aan het verkopen van stekjes en kastanjes van 'Anne's boom'via Marktplaats.nl en aan toeristen.[3]
Gangbaarheid
- Het woord woudreus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'woudreus' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf FLEUR SCHIFFELERS 11 aug. 2015
- Tubantia 10-01-17
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.