windjack
Nederlands
windjack
Woordafbreking
- wind·jack
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wind zn en jack zn [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | windjack | windjacks |
| verkleinwoord | windjackje | windjackjes |
Zelfstandig naamwoord
windjack o [2]
- (kleding) een korte jas die beschermt tegen de wind
- Van den Heuvel schreef samen met zijn vader en Krechting die mede-eigenaren zijn, een businessplan en wist een investering van €250.000 op te halen. „Daarmee hebben we zes sloepen aangeschaft die we een luxe uitstraling hebben gegeven met rekjes voor glazen en een cabriosysteem op het voordek. Ook glazen, windjacks en dekentjes zijn aan boord.”[3]
- Geert, ik gun je de liefde. Ik gun jou en Hetty nog dertig prachtige jaren met elkaar. Lekker op zondagochtend frühstücken over de grens, lekker parmantig hand in hand door het Groningse landschap stappen in matchende windjacks, lekker giechelen en grappen samen.[4]
Gangbaarheid
- Het woord windjack staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'windjack' herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- windjack op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf GABI OUWERKERK 20 jun. 2017
- de Telegraaf RIANNE KLAZINGA 10 mrt. 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.