jack
Nederlands
Woordafbreking
- jack
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘jasje’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
- [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jack | jacks |
verkleinwoord | jackje | jackjes |
Zelfstandig naamwoord
jack o
- soort (sportief) jasje
Hyponiemen
- blackjack, bomberjack, lumberjack, regenjack, windjack, zomerjack
Afgeleide begrippen
- jack-off-party, jack-pudding, jack-stag, jackass, jackfruit, jackmaster, jackpot, jackstag, jackvrucht
Gangbaarheid
- Het woord jack staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jack' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "jack" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- jack op website: Etymologiebank.nl
- jack op website: Etymologiebank.nl
- jack op website: Etymologiebank.nl
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.