wijsmaken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijs·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wijsmaken
maakte wijs
wijsgemaakt
zwak -t volledig

Werkwoord

wijsmaken

  1. overgankelijk iemand iets ~ in de waan brengen, een onwaarheid doen geloven
    • Ze hadden hem wijsgemaakt dat het allemaal per ongeluk gebeurd was. 
Opmerkingen
  1. In principe is het werkwoord ditransitief, maar meewerkende vormen met krijgen zijn zeldzaam; lijdende vormen zijn vaak onpersoonlijk
    • Het werd mij wijsgemaakt, dat .... 
    • Mij werd wijsgemaakt, dat .... 

Gangbaarheid

  • Het woord wijsmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.