wijsgeer
Nederlands
Woordafbreking
- wijs·geer
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘filosoof’ voor het eerst aangetroffen in 1701 [1]
- samenstelling van wijs bn en begeer ww [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijsgeer | wijsgeren |
verkleinwoord | wijsgeertje | wijsgeertjes |
Zelfstandig naamwoord
wijsgeer m
Verwante begrippen
- moraalfilosoof, natuurfilosoof, wetenschapsfilosoof
Afgeleide begrippen
- wijsgerig
Gangbaarheid
- Het woord wijsgeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wijsgeer' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.