wijkhoofd
Nederlands
Woordafbreking
- wijk·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wijk zn en hoofd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijkhoofd | wijkhoofden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
wijkhoofd o
- voorzitter van een organisatie op wijk niveau
- 1973 – heden Lid van het Nederlandse Rode Kruis, afdeling Denekamp-Ootmarsum; zij is betrokken bij plaatselijke en regionale activiteiten; zij is vraagbaak voor vele leden; van 1981 tot 1994 was zij secretaris van de afdeling Denekamp van de plaatselijke EHBO-afdeling; zij is tot op heden wijkhoofd bij de huis-aan-huiscollecte [1]
- Deze Daarlese was medeoprichter en secretaris van kleuterschool ’t Zandkuiltje, verzorgt de bloemstukken in de Gereformeerde Kerk Daarle, zat in de kerkenraad en is/was onder meer actief als vrijwilliger of bestuurslid bij Gyverda en Dorcas Hulp Internationaal (kledingsorteerder, wijkhoofd, coördinator van de collecte, ook voor Simavi). [2]
Gangbaarheid
- Het woord wijkhoofd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wijkhoofd' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 29-04-10 Zes inwoners Dinkelland Lid in de Orde van Oranje Nassau
- Tubantia 30-04-10 Het heeft Hare Majesteit ook dit jaar wederom behaagd...
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.