wierook
Nederlands
Woordafbreking
- wie·rook
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘welriekende rook als reukoffer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wierook | - |
verkleinwoord | wierookje | wierookjes |
Zelfstandig naamwoord
wierook m
- een mengsel van aromatische organische stoffen, dat aangestoken kan worden en dan een als aangenaam beoordeelde geur verspreidt, oorspronkelijk met name de hars (olibanum) van de wierookboom Boswellia
Vertalingen
1. een mengsel van aromatische organische stoffen, dat aangestoken kan worden en dan een als aangenaam beoordeelde geur verspreidt, oorspronkelijk met name de hars (olibanum) van de wierookboom Boswellia
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wieroken |
wierook
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wieroken
- Ik wierook.
- gebiedende wijs van wieroken
- Wierook!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wieroken
- Wierook je?
Gangbaarheid
- Het woord wierook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wierook' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.