wiegen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wiegen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwiɣə(n)/
Woordafbreking
  • wie·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wiegen
wiegde
gewiegd
zwak -d volledig

Werkwoord

wiegen

  1. overgankelijk zachtjes heen en weer bewegen, gewoonlijk om een zuigeling in slaap te brengen
    • Het kindje werd zachtjes gewiegd onder het zingen van een slaapliedje. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

wiegen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wieg

Gangbaarheid

  • Het woord wiegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Duits

Uitspraak

Werkwoord

wiegen

  1. wegen
  2. wuiven

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

wiegen

  1. een kind in een wieg heen en weer bewegen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.