wiegen
Nederlands
Woordafbreking
- wie·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schommelen’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- van het Middelnederlands wiegen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wiegen |
wiegde |
gewiegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
wiegen
- overgankelijk zachtjes heen en weer bewegen, gewoonlijk om een zuigeling in slaap te brengen
- Het kindje werd zachtjes gewiegd onder het zingen van een slaapliedje.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wiegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wiegen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands wiege "wieg"; vergelijk Duits wiegen
Werkwoord
wiegen
- een kind in een wieg heen en weer bewegen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.