wiegelen
Nederlands
Woordafbreking
wie·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘heen en weer bewegen’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- van Middelnederlands wiegelen; kan worden opgevat als frequentatief gevormd uit wiegen met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wiegelen |
wiegelde |
gewiegeld |
zwak -d | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord wiegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wiegelen' herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "wiegelen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Ammaniti, N. en L.Brancaccio; vert. J. van der Haar Avondje in: "Passionate" jrg. 11 (2004) Stichting Passionate, Rotterdam p. 19; geraadpleegd 2014-06-02
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
frequentatief gevormd uit wiegen met het achtervoegsel -el
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
wiegelen | wiegelde | wiegelden | gewiegeld |
volledig |
Werkwoord
wiegelen
- heen en weer bewegen
Overerving en ontlening
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.