wiegelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wiegelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwiɣələ(n)/
Woordafbreking

wie·ge·len

Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wiegelen
wiegelde
gewiegeld
zwak -d volledig

Werkwoord

wiegelen

  1. heen en weer bewegen
    • Even wiegelde hij, zijn hoofd tolde van de drank. [2]

Gangbaarheid

  • Het woord wiegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

frequentatief gevormd uit wiegen met het achtervoegsel -el

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
wiegelen wiegelde wiegelden gewiegeld
  volledig  

Werkwoord

wiegelen

  1. heen en weer bewegen
Schrijfwijzen
  • wigelen
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.