werkbeest
Nederlands
Woordafbreking
- werk·beest
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werk zn en beest zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkbeest | werkbeesten |
verkleinwoord | werkbeestje | werkbeestjes |
Zelfstandig naamwoord
werkbeest [1]
- iemand die (alleen maar) hard kan werken
- Op school was ze ijverig. Haar vroegere leerkrachten noemen Mathilde „het soort meisje dat je het liefst in de klas hebt. Een echt werkbeest dat in alles altijd perfect wilde zijn. Een leerlinge die na de les meer uitleg kwam vragen. Nooit kwam een negatief woord over haar lippen.” [2]
- Alle diamanten zijn `zweetdiamanten'. Werkbeesten hebben ze onder de meest barre omstandigheden aan de aarde of het water onttrokken. Denk in hemelsnaam niet aan een keurig aangeharkte diamantmijn waar goed geoutilleerde arbeiders hun achturige werkdag volbrengen conform de Arbo-wet. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'werkbeest' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'werkbeest' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad L. Vogelaar 17 december 2012 Boek over Belgische Mathilde positief over prinses
- NRC D. Wittenberg 17 februari 2004 Steentjes met een sme
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.