weigerig
Nederlands
Woordafbreking
- wei·ge·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | weigerig | weigeriger | weigerigst |
verbogen | weigerige | weigerigere | weigerigste |
partitief | weigerigs | weigerigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
weigerig [1]
- niet bereid om aan een verzoek te voldoen
- In den aanvang van Bloeimaand, zondt de Landvoogdes wederom iemant naar Holland, om de gewoonlyke Bede van tagtigduizend guldens te doen. De Staaten hielden zig eerst weigerig, zig beroepende op 's Lands armoede; en 't liep aan tot in Herfstmaand, eer' er eenigen in bewilligden. [2]
Gangbaarheid
- Het woord weigerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'weigerig' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Vaderlandsche historie. Deel 4(1750)–Jan Wagenaar XX. Nieuwe Bede van tagtigduizend guldens
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.