weerwil
Nederlands
Woordafbreking
- weer·wil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van weer en wil [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weerwil | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
weerwil#ondanks iets gebeurt het toch
- In weerwil van de regen en de storm hadden de scouts toch een prima kampeerweekeinde gehad.
- In weerwil van alle tegenwerking had ze toch maar als eerste haar diploma gehaald.
Gangbaarheid
- Het woord weerwil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'weerwil' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.