weerwil

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·wil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weerwil
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

weerwil#ondanks iets gebeurt het toch

    • In weerwil van de regen en de storm hadden de scouts toch een prima kampeerweekeinde gehad. 
    • In weerwil van alle tegenwerking had ze toch maar als eerste haar diploma gehaald. 
Synoniemen
  1. niettegenstaande

Gangbaarheid

  • Het woord weerwil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.