weerskanten
Nederlands
Woordafbreking
- weers·kan·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van weer en kanten met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weerskanten | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
weerskanten mv
- aan ~: flankerend aan beide zijden
- Er stonden palmen aan weerskanten van de weg.
- Aan weerskanten brullen kerels als gekken om zichzelf te verdoven, om zichzelf moed te geven. Anderen rennen net als hij, geconcentreerd, de zenuwen in hun buik, met droge keel. Ze stormen allemaal op de vijand af, gewapend met een onherroepelijke woede, een verlangen naar wraak. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'weerskanten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- weerskanten op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 18
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.