weeraal
Nederlands
Woordafbreking
- weer·aal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van weer en aal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weeraal | weeralen |
verkleinwoord | weeraaltje | weeraaltjes |
Zelfstandig naamwoord
weeraal [1]
- (vissen) Misgurnus fossilis
een langgerekte spoelvormige vis met een donkerbruine grondkleur, een geeloranje buik en zwarte lengtestrepen
Gangbaarheid
- Het woord 'weeraal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'weeraal' herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.