websurfen
Nederlands
Woordafbreking
- web·sur·fen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van web zn en surfen ww
Werkwoord
websurfen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
websurfen |
websurfde websurfte |
gewebsurfd gewebsurft |
zwak -t
zwak -d |
volledig |
- wat (doelloos) dingen opzoeken op het internet
- Tijdens het websurfen ben je dus eigenlijk genoodzaakt het apparaat verticaal vast te houden. Persoonlijk vind ik dat niet prettig. Ook bij het bewerken van documenten kom ik door het formaat in de knel. Het toetsenbord komt in horizontale positie het best tot zijn recht, maar dat neemt dan zoveel ruimte in, dat ik slechts een fractie van mijn document in beeld heb. In verticale positie zie ik meer tekst, maar is het toetsenbord zo smal dat het niet fijn typt.[1]
- Surfen, YouTube filmpjes kijken, mail checken en het spelen van simpele games gaat allemaal prima. Al is een tv-scherm niet ideaal om typische pc-taken uit te voeren en daarmee bedoel ik naast de zakelijke apps ook dingen als websurfen en het checken van mijn mail.[2]
Afgeleide begrippen
- websurfer, websurfster
Gangbaarheid
- Het woord websurfen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'websurfen' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 17 nov. 2014
- de Telegraaf GABI OUWERKERK 07 mrt. 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.