internetten
Nederlands
Woordafbreking
- in·ter·net·ten
Woordherkomst en -opbouw
- Verbalisering van het zelfstandig naamwoord internet.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
internetten |
internette |
geïnternet |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
internetten
- inergatief gebruik maken van het internet
- Hij had de hele regenachtige middag geïnternet.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
internetten |
internetten
- meervoud verleden tijd van internetten
- Wij internetten.
- Jullie internetten.
- Zij internetten.
- Wij internetten.
Gangbaarheid
- Het woord internetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'internetten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.