wasvrouw

Nederlands

vrouw die de was doet
Uitspraak
Woordafbreking
  • was·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wasvrouw wasvrouwen
verkleinwoord wasvrouwtje wasvrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

wasvrouw v [2]

  1. vrouw die voor haar beroep de was doet
    • Heel de stad doet woensdag mee aan de festiviteiten. De straten in de binnenstad zijn bedekt met stro, terwijl de visnetten en de was in de straten worden gedroogd. De bevolking loopt in zestiende-eeuwse kledij, vissers leuren met ’versche visch’ en wasvrouwen doen aan de waterkant de was.[3] 
    • De Wasvrouwen van Parijs was een economisch model. Vanuit de dure huizen kwam de was Die werd aangenomen door een vrouw, die gaf het door aan een ander en die gaf het weer door aan een ander totdat het uiteindelijk bij een echte wasvrouw aan de Seine terechtkwam.[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wasvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. wasvrouw op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Telegraaf JOOP DUIJS 28 mrt. 2015
  4. de Telegraaf 11 jun. 2014
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.