wasvrouw
Nederlands
![](../I/m/Nieuwe_aanwinst_Stedelijk_Museum_De_wasvrouw_van_Aug._Renoir%2C_Bestanddeelnr_905-6604.jpg)
vrouw die de was doet
Woordafbreking
- was·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wassen ww en vrouw zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wasvrouw | wasvrouwen |
verkleinwoord | wasvrouwtje | wasvrouwtjes |
Zelfstandig naamwoord
wasvrouw v [2]
- vrouw die voor haar beroep de was doet
- Heel de stad doet woensdag mee aan de festiviteiten. De straten in de binnenstad zijn bedekt met stro, terwijl de visnetten en de was in de straten worden gedroogd. De bevolking loopt in zestiende-eeuwse kledij, vissers leuren met ’versche visch’ en wasvrouwen doen aan de waterkant de was.[3]
- De Wasvrouwen van Parijs was een economisch model. Vanuit de dure huizen kwam de was Die werd aangenomen door een vrouw, die gaf het door aan een ander en die gaf het weer door aan een ander totdat het uiteindelijk bij een echte wasvrouw aan de Seine terechtkwam.[4]
Gangbaarheid
- Het woord wasvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wasvrouw' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- wasvrouw op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf JOOP DUIJS 28 mrt. 2015
- de Telegraaf 11 jun. 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.