waag
Nederlands
Woordafbreking
- waag
Zelfstandig naamwoord
waag v / m [3]
- plaats waar vroeger van overheidswege handelsgoederen gewogen werden, waaggebouw
- toestel om te wegen, weegschaal
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wagen |
waag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wagen
- Ik waag.
- gebiedende wijs van wagen
- Waag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wagen
- Waag je?
Gangbaarheid
- Het woord waag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'waag' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.