vuurspuwer
Nederlands
![](../I/m/Fire_breathing_2_Luc_Viatour.jpg)
kermisartiest die vuur kan spuwen
Woordafbreking
- vuur·spu·wer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vuur en spuwer
- Naamwoord van handeling van vuurspuwen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuurspuwer | vuurspuwers |
verkleinwoord | vuurspuwertje | vuurspuwertjes |
Zelfstandig naamwoord
vuurspuwer m [1]
- (beroep) artiest die vuur uit zijn mond laat komen, vaak ook iemand die brandende toortsen kan doven in zijn mond
- De vuurspuwer geeft een zeer spectaculaire voorstelling met grote vlammen, maar het lijkt mij vooral een heel gevaarlijk vak vooral als je het nog moet leren.
- Armin, gekleed in een zilveren trainingsjasje staat als zonnekoning in wisselende decors van wervelende dansers, vuurspuwers en muzikanten, onder wie hiphopproducer en zanger Mr Probz en trompettist Eric Vloeimans. [2]
Gangbaarheid
- Het woord vuurspuwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vuurspuwer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.