vuurdoop
Nederlands
Woordafbreking
- vuur·doop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vuur en doop [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuurdoop | vuurdopen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vuurdoop m
- de eerste keer dat je een bepaalde moeilijke handeling verricht die dan ook direct een toets of beproeving is of je het wel aankan
- Na een nacht in de haven van Guadeloupe vertrekken we naar ons eerste eiland, Dominica, een prachtige zeiltocht van een uur of zes. En direct een hevige vuurdoop. Er staat een flinke wind en op volle zee zitten we op vier meter hoge golven. Wow! Zeilen op de oceaan is wel even iets anders dan ik gewend ben. [2]
- Haar vuurdoop kwam na een maand, toen de religieuze en zwaarbewapende sekte van David Koresh zich in hun complex in Waco, Texas, verschanste. Na 51 dagen onderhandelen gaf ze het bevel voor een bestorming; 75 mensen kwamen om, onder wie 20 kinderen. Ze nam de volledige verantwoordelijkheid op zich en noemde het „de ergste dag uit mijn leven”. Die openheid was zelden vertoond.[3]
- het eerste gevecht dat een soldaat meemaakt
Gangbaarheid
- Het woord vuurdoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vuurdoop' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- vuurdoop op website: Etymologiebank.nl
- Zwagerman, Marianne Leven als Jarmund ISBN 978-90-214-5595-2 pagina 20
- NRC Hans Steketee 11 november 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.