vuurdood
Nederlands
Woordafbreking
- vuur·dood
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vuur zn en dood zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuurdood | vuurdoden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vuurdood v/m [1]
- het overlijden door blootstelling aan een brand
- Als een brand in de operatiekamer niet meer kan worden geblust, heeft de patiënt hulp van het operatiepersoneel nodig om aan een vuurdood te ontsnappen. Dit geldt voor mensen onder narcose maar ook voor patiënten met een plaatselijke verdoving. [2]
- De brandweer in Vriezenveen heeft tientallen runderen weten te redden van een vuurdood. De brandweer wist de runderen te verdrijven naar een naastgelegen wei terwijl in de schuur aan de Prinsensweg in Vriezenveen twee grote silo's en een gedeelte van de schuur in brand stonden. [3]
Gangbaarheid
- Het woord vuurdood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vuurdood' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 30-09-06 Brand in de operatiekamer. Komt de patiënt weg?
- Tubantia Erik Hogeboom 07-05-08 Vee gered bij schuurbrand
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.