voyeur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voy·eur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gluurder’ voor het eerst aangetroffen in 1923 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse voir (met het achtervoegsel -eur) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord voyeur voyeurs
verkleinwoord voyeurtje voyeurtjes

Zelfstandig naamwoord

voyeur m [3]

  1. iemand die minnende paren of vrouwen en meisjes die zich ontkleden bespiedt
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord voyeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.