voorzien
Nederlands
Woordafbreking
- voor·zien
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor bw en zien ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorzien /vɔːr.'zin/ |
voorzag /vɔːr.'zɑx/ |
voorzien /vɔːr.'zin/ |
klasse 5
onregelmatig |
volledig |
Werkwoord
voorzien
- overgankelijk een profetische blik hebben
- Hij voorzag dat dit tot ongelukken zou leiden.
- overgankelijk ~ van: voorzorgen treffen
- U bent voorzien van alle nodige spullen.
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- het op iemand voorzien hebben
iemand zien als een doelwit
- Als ze een eindje gingen wandelen, Rita de laatste maanden met haar hoofd stevig ingepakt, hield ze loslopende honden, die het op de een of andere manier altijd op hem voorzien hadden, op een afstand. [1]}
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van voorzien: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | voorzien | |
verbogen | voorziene | |
vervoeging van | ||
voorzien |
voorzien voltooid deelwoord van voorzien
- vormt de voltooide tijden
- Daarin was al voorzien.
- attributief gebruikt van tevoren voorspeld
- De voorziene toeloop bleek wat tegen te vallen.
Gangbaarheid
- Het woord voorzien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorzien' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.