voorwoord
Nederlands
Woordafbreking
- voor·woord
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘woord vooraf’ voor het eerst aangetroffen in 1838 [1]
- samenstelling van voor en woord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorwoord | voorwoorden |
verkleinwoord | voorwoordje | voorwoordjes |
Zelfstandig naamwoord
voorwoord o
- een persoonlijk getinte tekst vooraf in een boek e.d., meestal bedoeld als inleiding
- Zoals het voorwoord stelt.
Gangbaarheid
- Het woord voorwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorwoord' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.