voorlicht
Nederlands
Woordafbreking
- voor·licht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en licht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorlicht | voorlichten |
verkleinwoord | voorlichtje | voorlichtjes |
Zelfstandig naamwoord
voorlicht
- lamp(en) aan de voorkant van een voertuig
Verwante begrippen
- lamp, licht, verlichting
- achterlicht, achteruitrijlamp, dimlicht, knipperlicht, koplamp, mistlicht, remlicht
Vertalingen
1.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorlichten |
voorlicht
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorlichten
- ... dat ik voorlicht.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorlichten
- ... dat jij voorlicht.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorlichten
- ... dat hij voorlicht.
Gangbaarheid
- Het woord voorlicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorlicht' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.