volwaardig
Nederlands
Woordafbreking
- vol·waar·dig
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘de volle waarde hebbend’ voor het eerst aangetroffen in 1622 [1]
- samenstelling van vol en waard met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | volwaardig | volwaardiger | volwaardigst |
verbogen | volwaardige | volwaardigere | volwaardigste |
partitief | volwaardigs | volwaardigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
volwaardig
- niet minder kwaliteiten hebben dan soortgelijke mensen of zaken
- Het minimumjeugdloon vanaf 21 jaar wordt in twee stappen afgeschaft, omdat jongeren ook een volwaardig loon verdienen. Werkgevers krijgen hiervoor compensatie om negatieve effecten voor de werkgelegenheid tegen te gaan.[2]
Gangbaarheid
- Het woord volwaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'volwaardig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.