voeger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voe·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van voegen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord voeger voegers
verkleinwoord voegertje voegertjes

Zelfstandig naamwoord

voeger m

  1. (beroep) (bouwkunde) een vakman die de voegen in het metselwerk afwerkt
    • De voeger kon niet buiten werken vanwege de strenge vorst. 
Hyponiemen
  • fineervoeger


Gangbaarheid

  • Het woord voeger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.