vloeien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vloeien    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈvlujə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈvlujə(n)/
Woordafbreking
  • vloei·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stromen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vloeien
vloeide
gevloeid
zwak -d volledig

Werkwoord

vloeien

  1. ergatief zacht stromen
    • De honing was uit de omgevallen pot gevloeid. 
  1. ~ van papier: inkt opzuigen
  2. overgankelijk met vloeipapier droogmaken
    • Hij vloeide voorzichtig het opstel dat hij met zijn kroontjespen geschreven had. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

vloeien mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vloei

Gangbaarheid

  • Het woord vloeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.