vlierboom
Nederlands
Woordafbreking
- vlier·boom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vlier zn en boom zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlierboom | vlierbomen |
verkleinwoord | vlierboompje | vlierboompjes |
Zelfstandig naamwoord
vlierboom m
- Sambucus nigra
tot boom uitgegroeide vlier
- Rond 1878 beschrijft hij de grafkelder als „een verwilderd metselwerk, over welks hardstenen stijlen de knoestige takken van een vlierboom zich heenbuigen, terwijl een roestig, scheefgezakt ijzeren hek den toegang tot deze puinhoop niet meer afsluit. ’t Is een vreemd en aangrijpend plekje - midden in een levendig en bloeijend dorp, zoo eenzaam en verlaten.” [2]
- Het recept voor vlierbloesemsiroop staat als ‘flits uit het paradijs’ in het vierde NRC Handelsbladkookboek dat gelukkig in de bibliotheek te vinden is. Alleen de vlierbomen zijn bijna uitgebloeid, dus wees er snel bij. [3]
Gangbaarheid
- Het woord vlierboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vlierboom' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- vlierboom op website: Etymologiebank.nl
- Reformatorisch Dagblad Bert Monster 09-06-2006 Familiegraf houdt historie levend
- NRC Florine Boucher 13 juni 2008 Thee van Trijn
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.