vlier
Nederlands
![](../I/m/Sambucus_nigra.jpg)
Sambucus nigra
Woordafbreking
- vlier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie’ voor het eerst aangetroffen in 639 [1]
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlier | vlieren |
verkleinwoord | vliertje | vliertjes |
Zelfstandig naamwoord
- m Sambucus
heester die bessen draagt - v/m Matthiola annua
een kruisbloemige sierbloem violier
Hyponiemen
- kruidvlier, peterselievlier, trosvlier
Afgeleide begrippen
- vlierbes, vlierbloem, vlierboom, vlierhout, vliering, vlierpit, vliersiroop, vlierstruik, vlierthee, vliervlinder
Gangbaarheid
- Het woord vlier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vlier' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "vlier" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- vlier op website: Etymologiebank.nl
- vlier op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.