vleessaus

1. Een bord spaghetti met een vleessaus van rundvlees.
2. Stukjes kip met een vleessaus van amandelen.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vleessaus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvlesɑus/
Woordafbreking
  • vlees·saus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleessaus vleessausen
vleessauzen
verkleinwoord vleessausje vleessausjes

Zelfstandig naamwoord

vleessaus m/v

  1. (voeding) met dierlijk spierweefsel bereid traag vloeibaar voedsel, vaak als toevoeging aan een gerecht op basis van graan of groente, saus waar vlees in zit
    • Vleessaus was toch het lekkerste, maccaroni met vleessaus en knoflook! [2]
  1. (voeding) toevoeging in traag vloeibare vorm die de smaak van bereid dierlijk spierweefsel verhoogt, saus om op vlees te doen
    • Ik keek er danig van op dat de levertjes apart in een vettige, onsmakelijke vleessaus van ondefinieerbare herkomst met champignons en rode paprikasliertjes op tafel kwamen. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord 'vleessaus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.