vleesplank

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlees·plank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleesplank vleesplanken
verkleinwoord vleesplankje vleesplankjes

Zelfstandig naamwoord

vleesplank v/m

  1. een plank om vlees op te snijden
Hyperoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • (geen) Vlees de plank hebben.
Door de armoede aten mensen maar een keer per week vlees.

Gangbaarheid

  • Het woord 'vleesplank' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.