vleesplank
Nederlands
Woordafbreking
- vlees·plank
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vlees zn en plank zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vleesplank | vleesplanken |
verkleinwoord | vleesplankje | vleesplankjes |
Zelfstandig naamwoord
vleesplank v/m
- een plank om vlees op te snijden
Uitdrukkingen en gezegden
- (geen) Vlees de plank hebben.
Door de armoede aten mensen maar een keer per week vlees.
Gangbaarheid
- Het woord 'vleesplank' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.