vijandelijk
Nederlands
Woordafbreking
- vij·an·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vijandelijk | vijandelijker | vijandelijkst |
verbogen | vijandelijke | vijandelijkere | vijandelijkste |
partitief | vijandelijks | vijandelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vijandelijk
- van de vijand
- Het vijandelijk gebied.
- En daar staan we weer voor de strijd uitgerust, dacht Albert, klaar om het schavot te beklimmen (zo werd de ladder genoemd die ze gewoonlijk gebruikten om de loopgraaf uit te komen, over perspectief gesproken) en dan met het hoofd vooruit op de vijandelijke linies af te stormen. [1]
Vertalingen
1. van de vijand
Gangbaarheid
- Het woord vijandelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vijandelijk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.