viaduct

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  viaduct    (hulp, bestand)
  • IPA: /'vijaˌdʏkt/
Woordafbreking
  • vi·a·duct
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘brug’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
  • Van het Latijnse via (weg) en ducere (voltooid deelwoord: ductum; leiden) (met het achtervoegsel -duct) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord viaduct viaducten
verkleinwoord viaductje viaductjes

Zelfstandig naamwoord

viaduct o en m

  1. een verkeersbrug met daarop een weg die over iets heen voert.
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord viaduct staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.