vervroegen
Nederlands
Woordafbreking
- ver·vroe·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vervroegen |
vervroegde |
vervroegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vervroegen
- overgankelijk iets eerder laten plaatsvinden
- Hij wil de geplande verkiezingen met een jaar vervroegen.
Gangbaarheid
- Het woord vervroegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vervroegen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.