verval

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·val
enkelvoud meervoud
naamwoord verval -
verkleinwoord vervalletje -

Zelfstandig naamwoord

verval o [1]

  1. het verslechteren van een toestand, degeneratie
  2. het niet meer gelden, het afgeschaft zijn
  3. verticale verloop van een watergang tussen twee plaatsen of bij eb en vloed op eenzelfde plaats
  4. terugval in de prestatie als gevolg van toenemende vermoeidheid
  5. radioactieve verval van isotopen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • alfaverval, beschavingsverval, bètaverval, machtsverval, normverval, prijsverval, protonverval, waterverval
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
vervallen

verval

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervallen
    • Ik verval. 
  2. gebiedende wijs van vervallen
    • Verval! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervallen
    • Verval je? 

Gangbaarheid

  • Het woord verval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.